Mediator Dialoog en Trialoog
Mediator – Groepsleerkracht of Therapeut / Dialoog / Trialoog | ||
---|---|---|
In de tekst van het boek vind je regelmatig de benaming mediator. In de praktijk van de relatie therapeut en kind, is er een sterke overeenkomst tussen de zienswijze in dit boek en de theorieën van de Israëlische pedagoog Reuven Feuerstein. Een mediator is een begeleider van leerprocessen in brede zin. Hij/zij heeft een brugfunctie tussen de prikkels die een leeromgeving biedt en de cliënt die daarop reageert om zich te ontwikkelen/leren.
De therapeut kent vanuit zijn levenservaringen de culturele betekenis en de materiële eigenschappen van de leerstof. Hij/zij creëert oefensituaties, waarin de cliënt deze eigenschappen en betekenissen zelf kunnen ontdekken en verinnerlijken. Daarbij kijkt hij/zij naar hun reacties en mentale en manuele handelingen: hoe zij denken en doen. Het waarnemen en ordenen van de gegevens, het verwoorden van die waarnemingen, interpretaties, gedachten en handelingen draagt bij tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid op het gebied van de cognitieve, emotionele en sociale intelligentie. De Mediatie theorie van R. Feuerstein geeft concrete aanwijzingen voor de begeleidingstaken van therapeuten. |
Therapeuten bekleden een sleutelrol bij de begeleiding van leer/levensprocessen. Zij zijn de vertalers van het culturele erfgoed en kunnen als mediator (term van de Pedagoog Reuven Feuerstein) de cliënt begeleiden in het leggen van de relatie tussen de binnen- en buitenwereld. Het is wel of niet mogelijk dat de therapeut uit eigen inzicht de tekens en betekenissen aan de hand van de gemaakte beelden van de client ziet. In beide gevallen is het echter van belang dat de therapeut de cliënt zelf laat spreken en ‘open’ vragen stelt. Daarbij komt een samenspraak (dialoog) op gang tussen de cliënt en zijn/haar gemaakte tekening of kleibeeld. De dialoog is een levende spiegeling van het werk dat ontstaan is vanuit de relatie binnen- en buitenwereld van de client. Daarbij is het de bedoeling dat de cliënt zich bewust wordt van die relatie tussen zowel de innerlijke beelden en hun oorsprong als de prikkels van de buitenwereld; de culturele werkelijkheid, de natuur (Paolo Freire, Cultural action for freedom). De trialoog ontstaat door ‘open’ vragen die de therapeut aan de cliënt stelt en de betekenisgeving of duidingen die de cliënt ‘zelf’ geeft, via de dialoog, aan zijn gemaakte beelden. De therapeut is eigenlijk facilitator van het proces. Open vragen zijn vragen waarbij de therapeut geen eigen invulling of oordeel in de vraag legt, zodat de cliënt een eigen antwoord kan geven naar aanleiding van de tekening. |
Het doel is de cliënt zich bewust te maken van zijn/haar persoonlijke leerweg en ontwikkeling mogelijkheden, door middel van ‘open’ vragen. Deze betekenissystemen maken deel uit van het culturele erfgoed. Een belangrijk kenmerk van de dialoog vormt het perspectief van waaruit de vragen aan het kind worden gesteld. De dialoog kan, mede juist tot dan toe onbesproken en onbeantwoorde levensvragen van de cliënt oproepen en bespreekbaar maken. Deze vragen kunnen misschien niet altijd beantwoord worden. Het is zelfs de vraag of op alle vragen een antwoord gegeven zou moeten worden. Het uitspreken van die vragen is vaak al zinvol en voldoende.
Elke therapeut tast zijn of haar eigen mogelijkheden af in het stellen van de eigen grenzen in de rol van begeleider. Het kan zijn dat je jezelf als therapeut niet herkent of thuis voelt in de begeleiding van de cliënt in de dialoog. De praktische uitvoering van de oefeningen geeft de cliënt op zichzelf meestal al zoveel dat je daar als therapeut in vele gevallen mee kan volstaan. De cliënt kent al zijn of haar eigen innerlijke beelden. Daarom is het… >> |
>> daarom is het…..van belang dat de therapeut veel ruimte aan de cliënt laat en niet met eigen interpretaties en oordelen komt. Hoogstens als de therapeut iets in het bijzonder weet van en/of over de cliënt , kan hij/zij voorzichtig ‘open’ suggereren om de cliënt zelf te laten vinden en zeggen. Dit ligt uiteraard heel gevoelig ten aanzien van het vertrouwen, vooral in groepstherapie.
Benader de cliënt zo min mogelijk in de zin van: “zo mooi “, of “wat mooi”. Dat komt niet overeen met zijn/haar gevoelens bij de tekening of het kleiobject. Dit is een constatering op basis van esthetica en dus niet in overeenstemming met wat het voor de cliënt betekenen kan. (Johannes Itten – Bauhaus: ‘geen esthetische logica‘ Alice Miller: ‘een kindertijd in beeld’). Een cliënt (vooral een kind) kent zelf die esthetische beoordeling niet als hij of zij van uit gevoel getekend heeft.
Wel komt het veelvuldig voor dat volwassenen/cliënten tekenen van uit de gedachte dat iets mooi moet worden. Dat nemen cliënten / kinderen over van derden. Als Therapeut heb je daar voor met deze methode de gereedschappen in huis om de client daar overheen te laten stappen.
De ervaringen met deze werkwijze laten zien dat cliënten zich meer bewust worden van de plaats van zichzelf ten opzichte van de buitenwereld. Het gevolg daarvan is doelgerichter, bewuster handelen en een toename van het concentratievermogen en vooral vertrouwen.
In wezen gaat het hier om dezelfde elementen: vergroten van de inzicht in de wereld en de materie, zelf ervaringen daarin opdoen vanuit het eigen ik, kennis en ervaringen toepassen in nieuwe situaties integreren in het persoonlijke gevoel-, kennis- en handelingssysteem; een zich steeds herhalende cyclus in bewustwording.